Het zijn ontegenzeggelijk kwade tijden. Het kwaad dijt uit en neemt verstikkende vormen aan. Het maakt ons moedeloos en murw. Dagelijks is er berichtgeving in de media over de boosaardigheid van het kwaad verpakt in manipulatieve en misleidende boodschappen. Het kwaad accelereert of, zoals we kunnen lezen in Gods Woord, satan gaat tekeer als een briesende leeuw.
Sinds de uitbraak van de zogenaamde covid-19 pandemie, zijn we geconfronteerd met een scala aan maatregelen, geboden en verboden die indruisen tegen alles wat rechtvaardig is. Erger nog zijn de leugens, misleiding en manipulatie waarmee deze worden gerechtvaardigd. Op een goddeloze en godloze wijze geeft onze overheid, gesteund door een meerderheid in ons parlement (en dit is wereldwijd de trend!), uitvoering aan dit kwaad dat zijn oorsprong vind in satan. Immers, hij is er op uit ons voorgoed en duurzaam te vervreemden van onze Schepper. Vanaf den beginne heeft satan er niet mee kunnen leven dat God ons naar Zijn evenbeeld heeft geschapen. Satan weet heel goed dat hij nog maar kort de tijd heeft. En dus gaat hij met steeds meer boosaardigheid en venijn rond om te proberen God te weerstaan.
Gedurende de uitvoering van dit kwaadaardige beleid voelen wij -de minderheid die dit kwaad doorzien- boosheid, afschuw tot zelfs haat voor onze overheid en parlementariërs. Er worden verwensingen geuit aan het adres van Rutte, de Jong en andere medeverantwoordelijken. Tot zelfs regelrechte bedreigingen. Ook schrijver dezes maakt zich frequent schuldig aan kwade gedachten richting bewindspersonen en parlementariërs.
Maar dit is niet goed. Regelmatig moet ik de Schepper met het schaamrood op de kaken mijn boosheid belijden en om vergeving vragen. Om een paar dagen (soms zelfs uren) later toch weer in de fout te gaan bij het lezen of horen van weer een nieuwe maatregel of van weer nieuwe goddeloze propaganda.
Vanmorgen las ik Psalm 37 als onderdeel van een Bijbel leesplan genaamd “Ervaar Gods plannen voor jou“. Ik werd me ervan bewust dat dit alles is wat ertoe doet. Wat een bemoediging! Kort gezegd komt het erop neer dat wij, als christenen, ons vertrouwen volledig in Gods handen moeten leggen en dan zal Hij ons steunen gedurende kwade tijden. En we worden ervan verzekerd dat Hij afrekent met het kwaad. En als we dan al eens struikelen, dan richt Hij ons weer op. We hebben niets te vrezen. Sterker, de goddelozen hebben te vrezen. Zij zullen het onderspit derven. Wij zullen het Koninkrijk beërven als we standvastig het voorbeeld van onze Messias blijven volgen!
Psalm 37
1 Een psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.
2 Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen.
3 Beth. Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u met getrouwigheid.
4 En verlustig u in den HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten.
5 Gimel. Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken;
6 En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als den middag.
7 Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
8 He. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.
9 Want de boosdoeners zullen uitgeroeid worden, maar die den HEERE verwachten, die zullen de aarde erfelijk bezitten.
10 Vau. En nog een weinig, en de goddeloze zal er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar hij zal er niet wezen.
11 De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde erfelijk bezitten, en zich verlustigen over groten vrede.
12 Zain. De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden.
13 De HEERE belacht hem, want Hij ziet, dat zijn dag komt.
14 Cheth. De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn.
15 Maar hun zwaard zal in hunlieder hart gaan; en hun bogen zullen verbroken worden.
16 Teth. Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen.
17 Want de armen der goddelozen zullen verbroken worden; maar de HEERE ondersteunt de rechtvaardigen.
18 Jod. De HEERE kent de dagen der oprechten; en hun erfenis zal in eeuwigheid blijven.
19 Zij zullen niet beschaamd worden in den kwaden tijd, en in de dagen des hongers zullen zij verzadigd worden.
20 Caph. Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des HEEREN zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen.
21 Lamed. De goddeloze ontleent en geeft niet weder; maar de rechtvaardige ontfermt zich, en geeft.
22 Want zijn gezegenden zullen de aarde erfelijk bezitten; maar zijn vervloekten zullen uitgeroeid worden.
23 Mem. De gangen deszelven mans worden van den HEERE bevestigd; en Hij heeft lust aan zijn weg.
24 Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de HEERE ondersteunt zijn hand.
25 Nun. Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.
26 Den gansen dag ontfermt hij zich, en leent; en zijn zaad is tot zegening.
27 Samech. Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.
28 Want de HEERE heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid.
29 De rechtvaardigen zullen de aarde erfelijk bezitten, en in eeuwigheid daarop wonen.
30 Pe. De mond des rechtvaardigen vermeldt wijsheid, en zijn tong spreekt het recht.
31 De wet zijns Gods is in zijn hart; zijn gangen zullen niet slibberen.
32 Tsade. De goddeloze loert op den rechtvaardige, en zoekt hem te doden.
33 Maar de HEERE laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet, als hij geoordeeld wordt.
34 Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid.
35 Resch. Ik heb gezien een gewelddrijvenden goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse boom.
36 Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden.
37 Schin. Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn.
38 Maar de overtreders worden te zamen verdelgd; het einde der goddelozen wordt uitgeroeid.
39 Thau. Doch het heil der rechtvaardigen is van den HEERE; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid.
40 En de HEERE zal hen helpen, en zal hen bevrijden; Hij zal ze bevrijden van de goddelozen, en zal ze behouden; want zij betrouwen op Hem.